Ik weet niet of jullie kunnen helpen maar ik probeer het toch maar.
Mijn oma ( Johanna Magdalena 11-10-1892) heeft in het klooster in Leiden gezeten, zij moest daar als meisje van ongeveer 6 jaar naartoe.
Alle kinderen zijn uit huis geplaatst.
Haar vader Barend Meerman 30-10-1855 en haar moeder Hillegien van Wijk 17-1-1867 reisde rond met een woonwagen. Hij was stoelenmatter.
Waarom zijn de kinderen uit huis geplaatst?
Heeft het de maken met een straf uit 1879 (6 mnd) die hij nog moest uitzitten of komt het door zijn ongeluk met een tram die zijn been eraf heeft gereden Maart 1904. Of de maand gevangenis in 1899.
Weet iemand waar ik moet zijn om info zou kunnen krijgen.
Ik denk eerder dat het heeft te maken met niet goed kunnen zorgen voor de kinderen of verwaarlozing.
Ik sluit me aan bij bovenstaande reactie van Carla B,
ik zie op genealogieonline dat ze 13 kinderen hadden, daarom zou het goed kunnen zijn dat ze er niet goed voor konden zorgen.
Hij was stoelenmatter en later verkoper van allerlei artikelen
Sluit me aan bij de vorigen. Bovendien als u oma ongeveer 6 was is ze dus al voor de gevangenisstraf van 1899 en het ongeval van 1904 uit huis geplaatst zodat die twee gebeurtenissen niet relevant geweest zullen zijn. Stoelenmatters waren in het algemeen niet rijk dus het lijkt me dat de ouders gewoonweg niet in staat waren hun kinderen goed te verzorgen, hoe goed ze mischien ook hun best deden.
Weten jullie of ik daarover iets kan terug vinden in het archief? Welk archief zou dat kunnen zijn?
In het stadsarchief van Amsterdam zijn meerdere kaarten van Meerman in
Overgenomen Delen 1892-1920 (Afgedane Gezinskaarten)
Vermoedelijk zal er wel iets te vinden zijn in de rechterlijke archieven van Leiden. Even informeren bij het archief ?Ik neem aan dat er rechterlijke uitspraak aan ten grond lag want het gebeurde niet "zomaar"
Dit leidde tot de Arbeiderswet in 1889 en de sociale wetten van het kabinet Pierson-Goeman Borgesius (1897-1901). Sociale wetten: Ongevallenwet (uitkering bij arbeidsongeschiktheid), de Woningwet (kwaliteitseisen voor woningen), de Leerplichtwet en de Kinderwetten (beschermden kinderen tegen verwaarlozing en mishandeling). Deze wetten waren het hoogtepunt van het burgerlijk beschavingsoffensief: bemoeienis van de burgerij met de arbeiders over opvoeding en leefgedrag etc. Het beschavingsoffensief richtte zich vooral op paupers en ongeschoolde arbeiders. Liefdadigheidsverenigingen gaven armen steun als zij zich goed gedroegen. Burgerdames bezochten deze gezinnen met adviezen. Dronkenschap, schoolverzuim etc konden leiden tot inhouding van de steun of uithuisplaatsing van de kinderen.
Onderzoek in Nederland » Waarom kinderen uit huis geplaatst, Fam.Meerman
