De mensen die mij vanochtend hebben geholpen, onwijs bedankt!
Dit was nog maar het begin..het was slechts de duiding van de mensen die bij de notaris kwamen.
Hieronder de tekst wat ze daar kwamen doen...Wat ik eruit begrijp moet er een verhaal bevestigd worden waarin de ten gelde gemaakte lakenwinkel niet helemaal zuiver gegaan is.
Barend Bennink slotemaker op de Pijpemarkt, Sjerp Gerrits Feytsman, glanser in de regulierdwarsstraat van competente ouderdom
en hebben ter verzoeke van Lambertus Walkerink wonende hier ter stede getuigd en verklaerd dat zij getuijgen beijde met den vernoemde
requirant Lambertus Walcherink op maandag den 27 dezer maand january geweest te zijn op de plaats van .. kaartje leggende bij bremerbrug en aldaer bij de persoon van Albert van Bazel logeerende bij de tuijnman op de gemelde plaats dat dezelfde Albert van Bazel ( de welke hun verklaerde drie en zeventig jaeren oud te zijn) onder het rooken van een pijptabak en het drinken van een glas bier aen de requirant ten aenhore van haer getuigen, distinct en duijdelijk verhaelt heeft, het geene volgd, namelijk dat hij Albert van Bazel zeer wel gekent had de persoon van Jacobus Walkerink en voorzeker wist dat hij Jacobus Walkerink een zoon was geweest vaan Michiel Walkerink ( welke dezelve Jacobus Walkerink hem van Bazel ook meermaels zelf had verhaelt) en dat zijne voorn vader huijsvrouw en moeder van hem Jacobus Walkerink geweest hadde Catharina de Riemer, dat hij Michiel Walckerink eerst een droogscheerdersknegt was geweest en ( zo hij Jacobus Verhaeld had) in het jaar 1647 baes was geworden en dat hij Michiel Walchering vervolgens in het jaer 1666 met vijf van zijne kinderen aan de pest was overleden, blijvende als doen geen andere kinderen als dezelve Jacobus en nog 1 broeder van hem, overig dat gemelde Catharina de Riemer als weduwe zijnde een lakenwinkel had gedaen , dat de oudste van haar zoons getrouwd was geweest en deze zou zonder kinderen nagelate voor hem was overleden, als wanner dezelve oudste zoon, weduwnaar zijnde - bij hem, van Bazel- in huys op een kamer was komen wonen en aldaer vervolgens ook alzo overleden. Dat de jongste zoon, zijnde voorn Jacobus Walchering na zijn moeders overlijden haere lakenwinkel heeft verkogt aen een wed. te Enkhuijsen voor twaalfduijsend guldens met wie hij naderhand was getrouwd.en dat doen zijn broeder gestorven was hij; Jacobus Walcherinck bij hem, - van Bazel- was gekomen en zijn overleden broeder had laten begraven wijders alles opgeschreven en zig als enige erfgenaem van zijn broeder had gedragen en na verloop van een half jaer het goed had laten halen na Enkhuijsen dat hij van Bazel ook bij vervolg goede kennis met gen(oemde) Jacobus Walcherink had onderhouden en alle wintertijden (dewijl hij mede een droogscheerder was en er dan geen werk had) gewoon was bij hem te Enkhuijsen te komen en volgens hetgeen hij verhaelde in sonderheyt dat Jacobus een zoon van Michiel Walchering geweest was en zijn voorn broeder zonder kinderen was gestorven, zeer wel gerust onder eede zoude kunnen verklaren dan dat hij oud en zwak was maer als de nood vereijschte en zijn zwakheijt zulks toeliet en dat hij dan we in de stad zoude komen en daarvan verklaring wilde doen.
Bron: Akte van bekendheid 29-01-1727 te Amsterdam, aktenummer 112294
Leeshulp, transcriptie, vertaling, betekenis » Vertaling oud-nederlands deel 2
