1 Op huyden den 4 september 1662
comp[areer]de voor mij Adriaen Leechburch
not[ari]s s’hooffs van Utrecht, binnen
Utrecht residerende, ende bij de Ed. heeren
5 borgem[eeste]ren ende vroetschappe derselver
stadt mede geadmitteert, ende de
getuygen naerbenoemt, Hendrick Willems[en]
van Wenningh cleermaker in de Laurens-
straet t’Utrecht, als principael, ende
10 Ang[e]nietjen Mode wed[uw]e van mr. Hendrick
van Maerlen in sijn leven orgelist
t’Utrecht, als borge, ende mede-p[ri]n[cip]ael
ende elcx een voor voor all, ende
bekenden sij comp[aran]ten wel ende
15 deuchtelick schuldich te wesen D.
Dirck Geesteranus predicant tot
Sevenhoven ^ende^ Jan van Walcheren
voorleser in de Domskercke t’Utr[echt]
[doorhalingen] als
20 mombers en[de] voochden over Dirck
van Maerlen naergelaten soon van mr.
Hendrick van Maerlen in sijn leven orgelist
ende dat ten behoeve van ’tselve onmun-
dige kindt [doorhaling], de somme van achthondert
25 gulden tot XX st[uyvers] ’t stuck, spruytende
uuyt saecke [doorhaling] van aengetelde ende
op renten genomene pen[ninghen] bij [doorhaling] hem
Henrick van Wenningh ten vollen
ontfangen, ende in sijn oirbaer gekeert.
30 Renunciëren daerom sij comp[aran]ten de
exceptie van onaengetelt gelt, ende
sij Angenietjen daerenboven mede
renunciërende ^d’exceptie van excussie mitsg[aders]^ het beneficie S.C.
Velleiani, dat is dat de vrouwp[er]sone
35 geen borgen mogen worden tensij de-
selve alvoorens daervan hebben
gerenuncieert, ende haer verleent
overmits haer swackheyt. Beloven[de]
sij comp[aran]ten van de voors. achthondert
40 gulden jaerl[icks] tot interesse te betalen
[doorhaling] tweëndedartich gulden
alse van ’t hondert vier gulden, gedueren[de]
totte effectuele afflossinge toe, welck
tot allen tijden sal mogen, ende oock
45 moeten geschieden, mits dat ’tselve
een vierendeel jaers tevooren sal
moeten worden aengeseyt, ingegaen
sijnde de renten den eersten deses
maents septemb[er] 1662, verbindend[e] /
50 sij comp[aran]ten tot voldoeninge deses
hare personen ende goederen p[rese]nt
ende toecomende d’selve submitte-
rende allen hoven ende rechtere[n]
ende tot meerder versekerheyt
55 constitueerden sij comp[aran]ten t’sament[elick]
ende yeder in ’t bijsonder een va[n] [de]
jegenwoirdige procu[reu]rs der sta[dt]
Utrecht hiertoe versocht, om
te compareren voor den gerech[te]
60 der v[oor]s. stadt, ofte elders daer
het van noode is, ende aldaer
haer comp[aran]ten t’samentelick, ende
yeder in ’t bijsonder in den inhoud
deses te laten condemneren
65 versoeckende hiervan acte, en[de]
is dese. Aldus gedaen ende
gepas[seer]t binnen Utrecht, ten huys[e]
van Henrick van Weningh mede-
comp[aran]t voorn[oemt], staende in de Lau[rens-]
70 straet, ter presentie van Bastia[en]
van Causteren schoolm[eeste]r ende
Andries Thielemans[en] getuygen hiertoe
versocht die minute deses neffen[s]
de comp[aran]ten en[de] mij not[ari]s ondert[eeckent]
75 hebben ten jare dage ende plaetse
v[oor]s.
[get.] Hendrijck Wijllems van Wennijng[h]
[get.] Angenietgen van Marlen
[get.] Sebastiaen van Causteren
[get.] Andries Thielmans van Wennick
[get.] mij p[rese]nt Adriaen Leechburch not[ari]s