Tijdens de transcriptie van een dingboek (1698 - 1726) kom ik
het begrip "egboer " tegen. Iemand enig idee wat dat voor iemand dat was?
Ik vermoed dat een egboer hetzelfde is als een egger of egwerker:
Iemand, die met een eg werkt(e), met behulp van een eg de kluiten van omgeploegde of omgespitte grond fijn maakt(e). Eggen konden/kunnen met handkracht, met behulp van paardenkracht of een trekker worden voortgetrokken.
Bron: beroepen van toen.
Bedet - gisteren — 21:23:
Ik vermoed dat een egboer hetzelfde is als een egger of egwerker:
Iemand, die met een eg werkt(e)
Maar dan? Wat moeten we ons er in de praktijk bij voorstellen? Iedere boer (met land) egt weleens, maar welke boer egt alleen maar - of in elk geval genoeg om ernaar genoemd te worden? Een soort loonwerker die met zijn eg het land van verschillende boeren komt bewerken?
Vriendelijke groet,
Carl
Ik vermoed dat een eg best een kostbaar gereedschap was, en dat men iemand met wel een eg, deze zogenaamde egboer kon inhuren als werkkracht. (Of de egboer had een eigen paard, die de eg voorttrok) Of je moest best sterk zijn om een eg te handeren, en met een hulp was je sneller klaar.....
https://www.bhic.nl/ontdekken/verhalen/over-de-eegd
