In 1807 sterft een van mijn voorouders in het huis van bewaring te Maastricht. Als beroep staat naast dagloner vermeld zoetekoekverkoper. Mijn vraag is of dit laatste werkelijk een beroep is of een juridische term voor het vergrijp wat hij gepleegd heeft. (associeer "voor zoetekoek aannemen" met goedgelovigheid, daaruit misschien oplichting of iets dergelijks)
"De Zoetekoekbakkers, ook gezeid Lyfkouckbackers, waren alhier zeer talryk. Zy zonden hunne voortbrengselen naer andere steden, en ten platte lande" [1854].
WNT
Zoetekoekverkoper was een (bij)beroep en zal dan ook werkelijk zijn (bij)beroep zijn geweest.
Zeker niet bedoeld als juridische term, net zo min bijv. van de vrachtwagen gevallen als juridische term gebruikt zal worden.
Bakkerijen
De zoetekoekverkopers Hendrik Mispelblomme, Christiaan van de Linde en Willem Huis, schrijven het stadsbestuur in augustus 1747 dat ze uit de courant hebben vernomen dat de jaarlijkse kermis of jaarmarkt dit jaar niet wordt gehouden. Ze ondervinden hierdoor groot nadeel voor hun negotie als zoete koekverkopers. Daarin ligt een groot deel van hun bestaan. Ze worden zeer benadeeld door het niet kunnen of mogen verreizen in Zeeland met hun kramen en ook om met hun koekkramen niet meer op de jaarmarkt te kunnen staan. Ze verzoeken met klem hen toe te staan met hun kramen op maandag aanstaande op de Grote Markt te mogen staan en hun gebakken zoete koek daar te verkopen.
Overigens is iets voor zoetekoek aannemen vergelijkbaar met als het klopt als een bus.
Hoewel beiden algemeen worden gebruikt, is het eigenlijk :
iets voor goede munt aannemen of iets voor zoetekoek opeten
en
het sluit als een bus of het klopt (als een zwerende vinger).
Bedankt, weer iets bijgeleerd.
Bedankt, nooit te oud om te leren.
In het Beroepsnamenboek van J.B. Glasbergen staat bij zoetekoekbakker: 17e eeuws, beroepsnaam voor de eerste maal gevonden in bronnenmateriaal Brugge,;onder zoetekoek wordt o.m. verstaan honingkoek, kruidkoek, liefkoek, oliekoek en peperkoek.