Willem Willemsz, schout van Sassenheim, welgeboren man van Rijnland van 1500 – 1525, vermeld vanaf 26-02-1493 (‘De oudste bestuursregisters van het Hoogheemraadschap van Rijnland (1444-1520)’, door J.H.M. Sloof, uitg. Leiden, 1999, blz. 263) (overleden vóór 1557) huwt N.N. Dircxdr (dochter van Dirck Albertsz).

In de “Enqueste ende Informatie upt Stuck van der Reductie ende Reformatie van den Schiltaelen, voertijts getaxeert ende gestelt geweest over de landen van Hollant ende Vrieslant”, 1494 (uitgegeven van wege de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde door R. Fruin, uitgeverij Brill, Leiden, 1866) Blz. 132 Sassenem (Sassenheim) vinden we de leeftijd van Willem Willemsz "Willem Willemsz, schoudt, oudt 26 jaer". Hij is derhalve geboren ca. 1468.

Willem Willemsz, schout van Sassenheim wordt vermeld  in de publicatie van Jan van Egmond op www.hogenda.nl als pachter van de abdij van Leeuwenhorst: “Willem Willemsz. schout van Sassenheim 1504 – 1533 landhuur: de helft van 8 hond broekland waarvan de wederhelft is van de kerk van Sassenheim 1504 – 1533 $ 2-0-0 vorige pachter: Gerrit Mattheusz.”

Ik ben op zoek naar hard bewijs dat hij kinderen had en ook de namen van deze kinderen.

Aanleiding is een reeks vermeldingen - zonder bron te noemen - in genealogische publicaties op Internet (bijvoorbeeld http://www.devries-doyle.org/GenRy.htm ) dat Laentge Willemsdr, die ca. 1560 gehuwd is met Claes Cornelisz van Rijn in Voorschoten een dochter is van genoemde schout Willem Willemsz. Als zij rond 1530 geboren is zou haar (vermeende) vader Willem Willemsz schout van Sassenheim bij haar geboorte 62 jaar oud geweest zijn. Niet onmogelijk maar niet erg waarschijnlijk.

Eerder is een realistischer optie dat een zoon van deze schout ook genaamd Willem Willemsz de vader is van Laentge Willemsd. Bijvoorbeeld geboren in 1500 en vader van 30 jaar oud in 1530.

Wie heeft het antwoord op deze vragen en kent de gevraagde bronnen?

Nog als aanvulling  op basis van een eerdere tip van Frans Angevaare.

Willem Willemsz schout van Sassenheim wordt vermeld als belending van een leen van de hofstad Dever in Lisse (repertorium op www.hogenda.nl).

"1537: Willem Willemsz., schout van Sassenem, 1547: de erfgenamen van
Willem Willemsz. d’Oude".

Je kan hieruit afleiden dat schout Willem Willemsz vóór of in 1547 is overleden en dat hij de bijnaam d'Oude had. Er zal ook een Willem Willemsz de Jonge geweest moeten zijn.

Jacques

Terecht constateer je dat de chronologie niet klopt. Ter aanvulling over de leeftijden van Leentgen, Jan, Willem en Cornelis Willems:  Jan is o.g.v. notariële leeftijdsvermeldingen geboren in 1527-1530. Past dus mooi bij je schatting van het geboortejaar van Leentgen.
Schout Willem komt ook voor in de Informacie van 1514: "Willem Willemszoon, schout, oudt 45 jaer,"

De Willem Willemzonen leveren verwarring op. In je eerste alinea stel je dat schout Willem Willemsz getrouwd was met een dochter van Dirck Aelbertsz. Maar die Willem pachtte van 1527-1573 (en er staat niet bij dat hij schout was). Schout Willem Willemsz pachtte van 1504-1533 (en in Lisse van 1528-1531). Dat past beter bij de vermeldingen als belender in de Deverbelening.
De ene Willem *zou* de zoon van de andere kunnen zijn, maar het is er niet uit af te leiden. Lastig is dat geen van die pachten er een logische (familie-) opvolging staat vermeld.

Groeten, Frans

Er is nog een vermelding van een belending door Willem Willemsz, en wel in Abbenes (lenen Hofstad Oud-Alkemade)

23. Een halve morgen land, belend ten oosten (1561 Willem Willemsz, 1616 de erfgenamen van Willem Willemsz, schout van Sassenem, 1635 de  weduwe van Huijg Dignum).

De belening in 1616 is die aan Maertge Claesdr, wed. van Cornelis Corsz van der Cluft alias Cors Noomen (transport op 25-04-1616 in ORA Alkemade). Samen met Huijg Dignumsz  komt ze in 1623 en 1627 als belender voor in het ORA Alkemade.
Dat is nog interessant, want Huijg Dignumsz de Roo was getrouwd met Maritgen jonge Willems, die een dochter was van jonge Willem Cornelisz (Heemskerck / Schouten), die weer een zoon was van Cornelis Willemsz Heemskerck, schout van Sassenheim. 
De belendingen 1561 - 1616 - 1635 lijken dus te wijzen op een familierelatie tussen schout Willem Willemsz en Cornelis Willemsz Heemskerck (dan wel zijn vrouw Trijntgen Willemsdr).

Groeten, Frans

Jacques

Jan Willemsz komt diverse malen in ONA Leiden voor:
20-04-1577 (46/99) als deposant van ca. 50 jr oud
12-07-1577 (6/220) als requirant, waaruit blijkt dat hij in 1573 in De Kaag woonde
03-05-1578 (7/148) als deposant van ca. 48 jr oud
08-11-1578 (7/ongen., tussen 300 en 301) als requirant, waaruit blijkt dat zijn twee "schoone" woningen in Sassenheim tijdens de Troebelen zijn verbrand.

Ter volledigheid nog: van de kinderen van hem die je elders noemde is de oudste uit het tweede huwelijk een dochter, Gerritgen (vernoemd naar Jans eerste vrouw). Het regest uit ORA Lisse geeft dat juist weer.

Groeten, Frans

Op basis van de verwijzingen van Frans naar ONA Leiden hierbij de transcriptie van 12-07-1577 (6/220) als requirant, waaruit blijkt dat Jan Willemsz in 1573 in De Kaag woonde.

Bron: Erfgoed Leiden en Omstreken, Oud Notarieel Archief, archiefnummer 0506, notaris Samuel Lenaertsz van der Wuert , Inv. Nr. 6, f. 220, dd. 12-07-1577

“Op huijden den XIIen Julij anno XVc zeven ende tseventich Compareerde voor mij Notaris publijck ende voorden ondergeschreven getuijgen Jannetge Claesdochter cornelis engelsz huijsvrouwe out omtrent XXXIII jaren wonende tot Noortwijckerhout ende Marijtgen Dammasdr Jacob Jansz huijsvrouwe out omtrent mede XXXIII jaren wonende tot Warmont, ende deposeerden ende tuijchden bij haer luijder consuentie ende zielen zalicheit in plaetse van eede, ten versoucke van Jan Willemsz wonende tot Sassem, Eerst tuijchde Jannetge Claesdochter deposante voorschreeve hoe dat zij inden jare van LXXIII (1573) ten tijde vant beleg van Haerlem met de voorschreeve requirant ende Gerijtge Pietersdr zijn zaliger huijsvrouwe als metten anderen wesen gebuijren, inde kage woonachtich geweest zijn, ende dat des zelffs requirants zaliger huijsvrouwe alsdoen jegens haer deposante zeijde ende verhaelde als dat haer van Guertge Claes de goutsmits weduwe alsdoen wonende opten nijeuwe rijn binnen Leijden was competerende ter cause van boter vijff ponden grooten vlaems, daer deselve Guertge haer nijet meer op gegeven ende betaelt en hadde als een pond vlaems, Daer na tuijchde de voorschreeve Marijtge Dammasdochter deposante hoe dat zij deposante lange jaren voorde doots van des voorschreeve requirants huijsvrouwe, ende oock zeeckeren tijt nae haer doot dienstmaecht es geweest vanden zelven requirant, ende voordien dickmael gehoort ende verstaen heeft van de voorschreeve requirant zijn huijsvrouwe dat haer vande voorschreeve Guertge ter cause van boter noch was resterende vier ponden grooten vlaems, tuijchde noch dat des zelffs requirants huijsvrouwe te Sassem overleden es ten tijde van t leste beleg van Leijden (1574) omtrent Bartholomeus (24 augustus), ende en tuijchde wijder nijet, presenterende in cas van revelemente alle tselve respectieve bij haerluijden eede solempnelicken affirmeren ende lest bevestigen voor etc.”

Op basis van de verwijzingen van Frans naar ONA Leiden hierbij de transcriptie van 20-04-1577 (46/99) met Jan Willemsz als deposant van ca. 50 jr oud

Bron: Erfgoed Leiden en Omstreken, Oud Notarieel Archief, archiefnummer 0506, notaris Willem Claesz van Oudevliet, Inv. Nr. 46, f. 99, dd. 20-04-1577 (transcriptie: Jacques Duivenvoorden)

“Op huijden den twintichsten dach Aprillis anno XVc zeven ende zeventich Compareerden voor mij Wilhem Claeszoon Oudevliet Notaris publijck bijden hove van hollant geadmitteert ende ter presentie vanden ondergeschreven getuijgen IJsaac Willemsz out omtrent LIII jaren ende Jan Willemsz out omtrent L jaren buijerluijden van Sassenem tuijchden ende deposeerden ter Requisitie ende versoucke vande gemeene ingesetenen vanden dorpe van Lisse bij heure conscuentie ende sielen salicheit in plaetse van ede hoe dat waerachtich es dat geduijerende de voorgaende beroerte tdorp van Lisse zeer grootelijck ende deerlijck vernelt es geweest namentlijck inden jare LXXIII (1573) als tleger tsassenem lach zulcx dat ingesetenen geduijerende jaren drie vijer vijff ende sessentzeventich als leggende genouch tusschen twee legeren hem daer nijet en hebben mogen onthouden zulcx datter inde voorschreeve vijer jaren geen gebruijck off genot van tgeheele ambocht gecomen es ende dat voorts die huijsingen die onverbrant blijven staen zijn heel berooft zijn van houtwerck van deuren vijensteren ijserwerck ende anders inder vougen dat sij geheel onwoonbair sijn gemaect ende genouchsame geheel vertimmert dienen te wesen ende dat voorts tvoorschreeve dorp van lisse geheel vanden Spaengaerden ende die van tleger van sassenem berooft ende tot drije verscheijden reijssen inbrant gestoken es geweest ende dat tdorp ende d’ingesetenen zo grote schade bijde voorschreeve oorloge gehadt hebben als eenich van dandere omleggende dorpen gedragen ofte geleden mach hebben, sulcx mede in cas van Recolumente bij heuren ede desnoot zijnde te affirmeren ende versochten die van lisse alle tzelve genoteert ende hemluijden behoirlijck acte dair van gemaect ende gelevert te werden Aldus gedaen binnen der stede van Leijden tmijnen huijse de fiolet ten dage maent ende jare voorschreeve in presentie van Thijman Meesz lindewever ende Cornelis Pouwelsz poorteren der voorschreeve stede als gelooffelijcken getuigen hijer toe versocht ende geboden”.

In het boek "De Friese Wassenaars" uit 1963 van de heer W.TSJ. Vleer staat op blz.95 vermeld dat Willem Willemsz begin 1500 woonde op de "Oude Hof" (nu Terleede) in Sassenheim en dat daar 50 jaar later Cornelis Willemsz, schout van Sassenheim woonde. Hij vermeldt tevens dat zij niet tot de Wassenaars behoorden maar beiden zegelden met de leeuw van Heemskerk.

Deze mededelingen roepen de volgende vragen op:

1. Omdat Willem Willemsz begin 1500  zegelde met de leeuw van Heemskerk is hij zeer waarschijnlijk de schout Willem Willemsz van Sassenheim. Wie anders zegelde er in die tijd dan de schout?

2. Het lijkt er sterk op gezien de bewoning van beiden van de "Öude Hof" in Sassenheim dat Cornelis Willemsz, schout van Sassenheim 2e helft 16e eeuw een nazaat was van Willem Willemsz en gezien beiden de naam Heemskerk voerden gezien hun zegel. Klopt dit?

Wie weet meer over de opeenvolgende eigenaren en bewoners van de "Oude Hof" in Sassenheim"?

Als aanvulling. "Het Oude Hof" heette in de 16e eeuw oude hofstede. Rond 1600 was de oud-burgemeester van Haarlem Gerard van der Laen eigenaar van de oude hofstede met 22 morgen land in Sassenheim en Lisse. Op 01-04-1616 wordt dit geheel verkocht aan Pieter Hendricksz lakenkoper en Egbert van Bosvelt uit Haarlem. In 1617 verkopen beide heren het vroegere geheel in gedeelten aan verschillende kopers. Dit blijkt uit de transporten in het Rechterlijk Archief van Sassenheim Inv. Nr. 1 en Inv. Nr. 2. Eerder waren de Staten van Holland eigenaar uit de boedel van de vroegere schout van Sassenheim Cornelis Willemsz voor welke boedel een curator was aangesteld.

Ook zouden de Regulieren (nonnen) uit Leiderdorp eigenaar zijn geweest van de oude hofstede met landen.

In het boek "Monumenten van Sassenheim" wordt de historie van de oude hofstede / Terleede in vogelvlucht beschreven met nadruk op de periode vanaf 1700.

Op 01-02-1591 stilo novo. verkoopt voor schout en schepenen van Lisse de Ridderschap etc. aan Jan Marcuszn. van Yperen de helft van 20 morgen 1 hond 65 roe land gelegen in Sassenheim en Lisse gekomen van de Regulieren monniken te Leiderdorp, belend NO Magdalena Basgens en Cors Corneliszn., NO dezelfde Magdalena Basgens, ZO ’s-Gravenwater of Cleypoel en ZW de voorsz. Magdalena Basgens en de heer van Wassenaar zijn water, belast met de helft van 9 gulden per jr tbv het St Elisabeth Gasthuis te Haarlem te lossen met 150 gulden volgens de brief van 4-11-1543, laatst in gebruik bij Jan Willemszn. en moet betalen te Leiden in handen van Claes Gijsbertszn. van Dorp als daartoe aangesteld door de Ridderschap 2437 pond 10 schelling en Laurens Gael wordt opgedragen de akte te Lisse te verlijden.

In het oudste kohier van de 10e penning van Sassenheim uit 1544 (Nationaal Archief, Staten van Holland voor 1572, toegangsnummer 3.01.03, Inv. Nr. 360) staan vermeld:

"Meijnsgen Willem Willemszs weduwe bruijct huijs barch ende schuijer miet dertich morghen landts om LXXXV gulden V schellingen comt voorden Xen penninck VIII pond X schellingen"

"Willem Willemsz bruijct huijs barch ende schuijer mit XIX morghen landts huijer ende eighen om XLIII gulden comt voorden Xen penninck IIII gulden XVI schellingen"

In 1544 is Florijs Willemsz schout van Sassenheim (Zassen)

Meijnsgen zou de weduwe kunnen zijn van de overleden schout van Sassenheim Willem Willemsz. Dit komt overeen met een eerdere vermelding van Frans Angevaare uit een leenregister dat hij in 1547 wordt vermeld als te zijn overleden.

De tweede Willem Willemsz zou dan de zoon kunnen zijn van schout Willem Willemsz en pachter van het land van de regulieren uit Leiderdorp, genaamd de oude hofstede (ca. 20 morgen groot met een gedeelte in Lisse).

In het latere kohier van de 10e penning van Sassenheim uit 1557 (Inv. Nr. 1091) wordt vermeld:

f. 5

"Willem Willemsz cum sociis bruijcken vande Regulieren tot Leijderdorp XIX morgen 1 1/2 hont lants voer LIII pond V schellingen

Noch haer huijsinge staende opt voorschreven lant getauxeert tot IX pond

Vant convent vander lee (abdij Leeuwenhorst) II morge IIII hont lants voer IX pond

Die zelffde besit in eijgen IIII morgen een 1/2 lants getauxeert tot XXX pond

Noch in eijgen IIII hont lants getauxeert tot II pond X schellingen"

"Dirck Arijsz bruijckt van Willem Willemsz tot Sassem IIII 1/2 hont lants"

ELO, archief 0751, Rechterlijk Archief van Lisse, Inv. Nr. 4, f. 214v, 29-05-1617 stilo novo. Schout en schepenen stellen dat hun gebleken is bij Pieter Floriszn. van Heemstede en Jan Hendrickszn. Brebijl kopers van de Loostercamp geleverd met 5 oude eigendomsbrieven.

Drie daarvan betreffen Jan Claes Aelwijnsz, poorter van Leiden als verkoper enerzijds en Willem Willemsz, eertijds schout van Sassenheim als koper anderzijds met als transportdatum 20-04-1531..

De door mij op de leeszaal van Erfgoed Leiden en Omstreken opgestelde transcriptie luidt als volgt:

"Ick Jan Claes Aelwijnsz poerter der stede van Leijden doen condt ende bekenne dient behoort dat ick geeff overmits dese voir mij ende mijn ervan tot behouff van Willem Willemsz intertijt schout van Sassem voir hem zijnen erven twee brieven d'een onder 't zegel vanden Schout van Voorhout ende d'ander onder twee schepen zegel tot Leijden, ende noch een brieve onder tgemeen convent vande barnaerditen binnen heemstede daer dese brijeve daer getransffigxceert es mit alle mijn recht ende actie naer vorme ende inhoudt van den zelven brieven ende dan mede wijnnen ende verlijen in allen schijn off te waeren jaer en dach nae costume van dese landen in orconde mijn eijgen zegel huer aen gehangen, opten XXen dach van aprillo int jaer onsheren duijsen vijffhondert ende een en dertich (1531) hebbende een vuijthangende groen wass zegelken ende double steerte doorsteecken opde voorschreven drije oude brijeven ende was al geraseert"

Jan Claes Aelwijnsz volgt in Lisse schout Willem Willemsz op als pachter van de abdij Leeuwenhorst (bron: overzicht pachters van Leeuwenhorst in Lisse door Jan van Egmond):

Jan Klaas Alewijnszsz.
1532 – 1533 landhuur: Brechtenakker, 20 voeten breed
1532 – 1533 $ 0-6-8
vorige pachter: Willem Willemsz. schout van Sassenheim

Jacques

Nog enkele vermeldingen van (de oudste) Willem Willemsz als schout van Sassenheim kun je vinden in ORA :Lisse 125 (ongen.) Het gaat om aan- en verkopen in de jaren 1508-1531. Inhoudelijk leven ze niet zo veel op waarschijnlijk, je vindt ze van scan 280-285. 

Groeten, Frans

Tiende penning Lisse 1543 (Nationaal Archief, Staten van Holland vóór 1572, toegang 3.01.03, Inv. Nr. 282)

f. III Willem Willemsz elff morghen bruijclants om XVIII gulden V stuijvers compt voorden thienden penninck XXXVI stuijvers

Tiende penning Lisse 1544 (Inv. Nr. 486)

Willem Willemsz bruijct X 1/2 morgen tsiaers om XVIII gulden V stuijvers

Tiende penning Lisse 1553 (Inv. Nr. 688)

Willem Willemsz med sociis eijgen IIII morgen III 1/2 hont getaxeert voir VI gulden

Idem bruijct III 1/2 morgen van die Regulijers tot Leijderdorp om V 1/2 gulden

Tiende penning Lisse 1556 (In. Nr. 1019)

Willem Willemsz eijgen III hont getaxeert I gulden V stuijvers

Idem bruict van die kerck tot Zassem IIII hont om I gulden XII stuijvers

Noch van die pastoor tot Zassem III morgen om VIII gulden

Noch van Regulijers tot Leijderdorp III morgen III hont om X gulden X stuijvers soma XX gulden X stuijvers X penningen

Tiende penning Alkemade 1543 (Inv. Nr. 152)

f. VI Dese navolgende persoonen woonen tot Zassem ende Lisse ende gebruicken lant inde ambochte van Alcmade

Willem Willemsz bruijct V 1/2 morghen voer XI gulden tsiaers ende compt vooren thienden penninck XXII stuijvers

Tiende penning Alkemade 1556 (Inv. Nr. 888)

Dije weduwe van Willem Willemsz eijge VIII morgen eijgen getaxeert op XXXIX gulden facijt Xen penninck III gulden XVIII stuijvers

Toelichting: de vermeldingen vóór 1547 betreffen Willem Willemsz de Oude (de schout van Sassenheim); de vermeldingen na 1547 betreffen zijn zoon Willem Willemsz. De weduwe in 1556 (Alkemade) is weduwe van Willem Willemsz de Oude (de schout van Sassenheim).

Beste Frans,

De scans van ORA :Lisse 125 aangaande schout van Sassenheim Willem Willemsz zijn erg interessant om te lezen en sluiten aan bij mijn bericht van 4 oktober over het transport van de Loostercamp in 1617. Het is mooi deze oude teksten te lezen van begin 1500. Met name die uit Leiden met de namen van de schepenen en de Heilige Geestmeesters van Leiden.

Hartelijk dank voor je bericht hierover!

Met vriendelijke groeten,

Jacques

Bij ELO heb ik de akten uit ORA Lisse, Inv. Nr. 125 (het origineel) betreffende schout van Sassenheim Willem Willemsz getranscribeerd. Door de slechte staat van dit archiefdeel zijn gedeelten onleesbaar en zijn er hiaten in de tekst plus een klein aantal problematische teksten in het oud schrift.

Ik begin met een akte van 09-12-1522.

Ick Gielis Mathijsz scout inde ambocht van Lisse doe kond alle luijden dat voer quam Heijnrick Willemsz die Jonghe bekend en belijd vercoft te hebben Willem Willemsz scout tot Zassenem drie morgen lants die beterscap daer of op welcke drie morgen ..... Willem voerseit drie rins gulden siaers heeft ewige ende erfelicke renten die hij daer op heeft na vuijtwijsinc sijne brief dat dese brieff doorsteken is. Item noch ?ent (seit?) Heijnrick Willemsz voerschreven vercoft te hebben Willem scout voorschreven een halff morgen landt gelegen inden selven Ambocht voorschreven ende heeft gelegen an die zuijtwestzijde dese drie morgen voerschreven ende an die noortoostzijde Heijnrick Willemsz voerschreven streckende vande Heerwech Kostenbroeck (?) toe ende waert saeck dat dese die morgen voerschreven belast waren boven t inhouden vande principael pachtbrief ende ooc (rest van de pagina onleesbaar).

Vervolg op volgende pagina:

.... waerheit soe heb Gielis scout voerschreven desen brief bezegelt mit mijn selfs zeghel hier onder anghehangen daer bij waren als tugen (getuigen) vuijt den selven ambocht van Lisse Baertout Warnerz ende Rijck Reijerz in jaer ons heeren dusent vijfhondert ende twe ende twintich den IX dach in Decembri

hebbende een groen vuijthangende wassen zegele aen een double steerte

Deze akte wordt opgevolgd door de akte van 20-04-1531 waar bij het transport van de Loostercamp in 1617 naar werd verwezen.

Ick Willem Willemsz Schout van Sassem doen condt ende kennelick een ijegelicken dient behoort. Ende gheef over mits des voirschreven mij ende mijn erven tot behouff van Jan Claes Aelwinsz ende zijnen erven drie scepenen brieven dair dese brieven duergestecken es mit allen recht ende toeseggen naer vorme ende inhouden van dien dair mede te wijnnen (winnen) ende verlijssen (verliezen) of ickt zelver waert. Ende beloeve dien te vrijen ende int waeren jaer ende dach, naer costume van desen lande bij orconde mijn zelfs zegel hier aen gehangen opten XXen in aprille int jaer onsheeren duijsent vijffhondert een ende dertich

hebbende een vuijthangende groen wassen zegele oock een double steerte opte voirschreven drie brijeven doorsteecken

Bij ELO heb ik de akten uit ORA Lisse, Inv. Nr. 125 (het origineel) betreffende schout van Sassenheim Willem Willemsz getranscribeerd. Door de slechte staat van dit archiefdeel zijn gedeelten onleesbaar en zijn er hiaten in de tekst plus een klein aantal problematische teksten in het oud schrift.

Vervolg met een akte van 29-12-1508 gevolgd door de voorgaande akte van 1507 (laatste gedeelte onleesbaar).

Akte van 29-12-1508

Ick Willem Willemsz Scout inden ambochte van Sassem kenne en lijde vercoft te hebben Alijdt Clais Aelwijns weduwe alsulcke anderhalff hondt geestlants als in dese brijeff dair mijnen brijeff doorsteken is verclairt staen, geloeven Alijdt voirschreven die te waeren als die voirschreven brijeff vtwijst (uitwijst) in kennesse der wairheijt zo heb ic Willem Willemsz scout voirschreven mijn zegel hier an gehangen int jaer ons heeren duijsent vijffhondert achte den negen ende twintichsten dach in Decembri

hebbende een vuijthangende groen wassen zegele aen double steerte opten voirschreven brijeff doorsteecken

Akte van 1507

Ick Reijnout van Wou vrou van Warmondt weduwe van Roscam doe kenlic allen luijden dat voer mij gecomen is Pieter Reijersz ende begeerde dat ic hem ten eijgen geven wilde ende quijtschelden huldt ende mansschap dien hij mijn vader gedaen hadde van anderhalff hondt geestlandt gelegen inden ambocht van Lisse die hi van mijn vader daer ooc die ziele off ontfarmen wil ende van mij te leen te houden ende den wiellen eer Andries Henricxz mijn vader opgedragen hadde (vervolg grotendeels onleesbaar)

Uit de vervolgfragmenten is op te maken dat deze anderhalff hondt geestlandt later overgedragen is aan Willem Willemsz schout van Sassem.

Dit zal - denk ik - aansluiten op de vermelding in de leenkamer van de hofstad Warmond:

½ morgen land in Lisse, strekkend van Gerard Bolsz. liesbroek tot ’s-graven heerstraat,
noord: Jacob Jansz., zuid: Jacob Nikolaas Diddenz.

20-4-1507: Willem Willemsz., schout van Sassenheim, bij overdracht door Reiner Stuicker Pietersz.
en krijgt ten eigen, 570 fol. 238.