citaat uit :
Wieringerwaard 1610-2010
J.T. Bremer
Bewoning
’Het eerste huys dat in Slijck (Wieringerwaard) gebout worde was het Heerenhuys (polderhuis); het tweede de herbergh aan de Nieuwe Sluys, het derde het mo- lenhuys op de 4 moolens’, aldus Dirk Burger van Schoorl (1650-1717), chirurgijn te Oudesluis (Zijpe) in zijn befaamde kroniek van de stad Medemblik.
Uit de jaarrekening van het polderbestuur van 1613 blijkt dat het gemenelandshuis (polderhuis) al in 1612 werd opgeleverd. Het polderhuis werd toen bewoond door ’casteleyn’ Symon Jansz., die bij afwezigheid van de heren bestuurders de vertegenwoordiger van het gezag was.
Uit 17de eeuwse belastingkohieren blijkt dat 60% van de grond gebruikt werd voor akkerbouw (graan, vlas, koolzaad, bonen), 40% voor veeteelt (runderen, scha- pen, paarden). In 1665 zijn er 134 huizen (bewoond door 151 gezinnen) waaronder het gemenelandshuis (met 5 stookplaatsen!), één pastorie, één school- meester/vroedvrouwhuis, één bakkerij en één smidse (tegenover het polderhuis), vier molenaarshuizen en drie herbergen.
Buurtschappen
De meeste huisjes (33) stonden aan de Nieuwesluis: hier woonden de armsten (landarbeiders, vissers). Andere buurtschappen ontstonden bij polderhuis en kerk (Grote Buurt), aan het eind van de Zuid Zijper- weg (Kleine Buurt) en bij de sluis in de Noorddijk. Omdat daar sedert de bouw van twee zogenaamde strijkmolens in 1741 met in totaal drie molens (twee strijkmolens en één ondermolen) kon worden vol- staan, sprak men sedertdien van de buurtschap de Drie Molens. Behalve boeren (en landarbeiders) bestond de bevolking uit ’ambtenaren’’(predikant, schoolmees- ter, sluiswachter, molenaars), ambachtslieden (smid, bakker, kleermaker, schoenmaker), kooplui, ’schuit- voerders’ (beurtschippers), vissers en enkele zeelui (in de 18de eeuw woonde aan de Nieuwesluis onder an- dere de bekende walvisvaarder Cornelis Boektjens).