Op dit moment zijn wij van de vereninging Oud-Lisse bezig met het transcriberen van o.a. de Resolutieboeken van Schout en Burgemeesteren.
Dit blijken prachtige bronnen van informatie te bevatten maar ook nieuwe vragen op te roepen.
Ik wilde vragen of er iemand weet wat de volgende beroepen waren welke ik vond in de periode 1600-1800.
1. Slagter en Halder
2. Keetenpapper
Hartelijke groet,
Arie de Koning
Jan,
Ja zonder dat boek kom je niet ver.
In de Franse tijd werden ze le Cardier de Chaîne genoemd, maar ook Google Translate geeft geen uitsluitsel.
Die praat over staartstuk.
Op Google kom ik hier en daar de uitdrukking "keten en inslag" tegen. Dat is hetzelfde als "schering en inslag". Keten (of kettingen) zijn dus de vastliggende draden bij het weven van stoffen. Die keten werden geschoren (ik neem aan: van pluis ontdaan), en vervolgens gepapt.
En dan kom ik bij "pappen" op "om den ketting voor het weefsel met stijfselpap te doortrekken zonder dezen met borstels te bestrijken"
Weer wat geleerd.
Nog via Google gevonden: De voorbereidende bewerkingen van keten en inslag : bobijnen, scheren, pappen, opboomen, doorhalen, spoelen.
Nee het kan nooit een verschrijving van Ketellapper zijn want het staat in tientallen teksten uit oude boeken als Keetenpapper.
Ik hou voorlopig de door Jan gevonden verklaring aan.
Daar komt bij, dat ketenkapper helemaal niet "onbekend" is.
Zelfs Google geeft ruim 700 resultaten, of kijk eens op de DTB-index van Leiden, dus dat loopt wel los. 
groeten, Jan.
Halder zou "hallemeester" kunnen zijn? Of een slager die zijn vlees in de vleeshal verkoopt.
Dat is wat ik ook bedacht had. Zoiets moet het wel zijn.
Volgens het beroepsnamenboek van J.B. Glasbergen is een ketenpapper iemand die de kettinggarens op een weefgetouw insmeert met een papje om ze te versterken.