Een verre voorouder van mij werkte aan het eind van de 18e eeuw in Rotterdam als carottentrekker. Op internet vind ik als betekenis in de eerste plaats "oplichter". Ook wordt het beroep in verband gebracht met wortels, maar dat lijkt me hier ook niet aan de orde. Tenslotte wordt een beroep in de tabaksindustrie gesuggereerd. Dat laatste lijkt me heel goed mogelijk, maar wat deed een carottentrekker dan?
Het enige dat ik kan vinden in het beroepsnamenboek van J.B. Glasbergen is een karottenmaker (carottenmaker).
Een karot is een hoeveelheid van ca 2 kg gekerfde tabaksbladeren, die om te fermenteren in een linnen doek zijn gerold. De rol wordt met een touw afgebonden en tenminste een half jaar in het donker bewaard.
mvg-Ben
Ik was zo benieuwd dat ik even op m'n telefoon heb gezocht, het antwoord van een januari op deze pagina biedt volgens mij uitkomst:
https://velehanden.nl/berichten/vragen/bekijk/project/wiewaswie_bvr/id/36126
"... De gesauste bladeren worden in porties van 1,5 à 2 kg in linnen of katoenen doeken gewikkeld. Deze pakketten of poppen worden omwonden met stevig aangetrokken touw. Dit noemt men karotten trekken. Enkele weken later wordt het karotten trekken herhaald. ..." ( http://immaterieelerfgoed.nl/tradities/details/snuifreder/69 )
Hier in een 1805 boek over het vervaardigen van tabak ....
hartelijk dank voor jullie reacties, het is nu wel duidelijk dat hij idd in de tabaksindustrie werkzam was.