Wie kan mij vertellen wat een - opgesworen vader is?
Bij opgeschworen vader kan er sprake van zijn, dat de vroedvrouw het kind van een ongehuwde vrouw pas op het laatste moment - nadat de moeder in barensnood de (mogelijke) vader noemde - het kind haalde. Zie ook:
- In 1796 kwam (Goudse vroedvrouw) Anna van Hensbeek in conflict met het stadsbestuur en het College der Vroedkunde omdat zij tijdens de bevalling van een ongehuwde vrouw geweigerd had naar de naam van de vader te vragen.
- Vroedvrouwen waren daar in zulke gevallen toe verplicht, zodat de stad eventuele onderhoudskosten van het kind op de vader kon verhalen.
- Van Hensbeek kreeg een boete van 25 gulden, maar weigerde te betalen. Het stadsbestuur ontsloeg haar en verbood haar nog als vroedvrouw te werken.
http://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Hensbeek (aanklikken)
Dat heeft niets met opzweren te maken 
Dat baseer je op het woordenboek?
Een moeder kon bij de doop van haar kind, of in een veel later stadium, onder ede verklaren wie de vader van het kind was, zonder dat er barensnood of een kraamvrouw of andere toeters en bellen aan te pas waren gekomen.
Het volstaat, om flink wat originele notariële akten, gerechtelijke stukken en doopakten onder ogen te hebben gehad, waarin van opzwering sprake is, om daarvan op de hoogte te zijn.
Dat klopt hoor, wat Martin zegt. Het was een taak van de vroedvrouw (die daarvoor ook een eed had afgelegd) om de naam van de vader van een buitenechtelijk kind van de moeder af te troggelen, en dat deed ze onder het dreigen met hel en verdoemenis. Je kan het dan ook in doopboeken tegenkomen dat het kind is opgezworen aan ....
Groeten, Frans
Bedankt Frans.
Dat het later ook bij akte kan, sluit de andere optie niet uit. Er zijn meerdere wegen, die naar Rome of Dordt leiden.
Uit: Onder censuur: de kerkelijke tucht in de gereformeerde gemeente van ...:
“…Daniël Rademaker was bijvoorbeeld door Lijsbet Theunis genoemd. Over deze vrouw werd in 1622 gemeld dat zij ‘in haer barensnoot hem het kindt hadde opgesworen ende, nu gestorven sijnde, in hare kranckheijt weijnig dagen voor haer doot daerbij wort geseijt geprossisteert [sic} te hebben’.
Daniël reageerde krachtig op de beschuldiging. Het opzweren deed hij af als ‘versierde calumniën’ (MJ: valse beschuldigingen). Bovendien kon ook hij een notariële akte tonen waarin Lijsbet juist verklaarde dat hij er volledig buiten stond…”