Bij onderzoek naar de percelen rond mijn vroeger ouderlijk huis in Blokker vind ik percelen waarvan de grootte in roeden werd
opgegeven (tot 1832). Dat is dan de Drechterlandse roede van 15,36 m2. De locatie van die percelen werd in oude aktes opgegeven
als bv 'belend ten oosten Claas Pietersz.' en 'belend ten westen Pieter Claasz.'' (geen echte namen, alleen als voorbeeld gebruikt).
Na 1832 is er een keurige kadastrale indeling, met de maten in genormaliseerde roeden van 100 m2.
Het probleem is nu, dat de maten in oude roeden, omgerekend naar m2, nooit uitkomen op de latere oppervlakten.
Blijkbaar werd er bij oppervlaktes andere berekeningsmethodieken gebruikt (netto grondoppervlak? geen sloten meegerekend?)
Wie heeft dit ook al eens aan de hand gehad en kan er iets zinnigs over zeggen?
Cor Kooter - 12 jan 2019 - 11:29
richard ambagtsheer - 12 jan 2019 - 11:49
Leuk dat je reageert Richard, maar ik zoek geen uitleg over de verschillende oppervlaktematen in Nederland,
die ken ik wel. Je moet mijn vraag nog maar eens goed lezen. In Blokker was de Drechterlandse roede
gebruikelijk, zie http://www.meertens.knaw.nl/mgw/plaats/219
Voorbeeld:
Een perceel van bv. 387,5 roeden in oude aktes komt overeen met 387,5 x 15,36 = 5952 m2
Maar die 5952 m2 kom ik bij de kadastrale indeling na 1832 nergens tegen. Men is dus ietwat anders
gaan meten blijkbaar
In de buurt liggen wel 2 percelen van resp. 6020 m2 en 6150 m2
Rekende men vroeger soms alleen het netto droog oppervlak, en is men na 1832 de sloten ook gaan meetellen bij de berekeningen? Let wel: In Westfriesland werd bijna elk perceel wel begrensd door een sloot.
Cor Kooter - 12 jan 2019 - 12:16
Cor,
Ik denk dat te maken had met de nieuwe cartografie die bij het kadaster langzaam werd doorgevoerd en waarvan aan de hand van de lengtematen de oppervlakte werd bepaald, dus niet omgerekend aan de hand van de oude maten.
De opervlakteberekeningen werden dan aan de hand van de kaartmaten opnieuw uitgevoerd zodat er dus behoorlijke verschillen konden ontstaan.
Sloten werden volgens mij vroeger wel in oppervlakte bepaald maar niet in een perceel meegerekend, dit alles uit mijn hoofd gezien vanuit mijn werkgevers vroeger in de landmeetkundige sector.
Han Lijster
Uitgeschreven lid - 12 jan 2019 - 13:27 (laatst bijgewerkt 12 jan 2019 — 13:28 door auteur)
Misschien kun je hier nog wat aan ontlenen:
waaronder:
Het oudste kadaster
Aan de invoering van het kadaster op 1 oktober 1832 is een periode van ca. vijfentwintig jaar voorbereiding voorafgegaan. De wettelijke basis berust op een codificatie van wetgeving welke was ontwikkeld tijdens en na de Bataafs-Franse Tijd. Na de totstandkoming van de eenheidsstaat was het gehele Nederlandse belastingstelsel radicaal herzien: voortaan gold het eenheidsprincipe en werd draagkracht het uitgangspunt. De bestaande verpondingbelasting op onroerend goed werd vervangen door een nieuwe grondbelasting. Hiervoor werd de waarde van huizen en landerijen berekend naar de huur of pacht over het gemiddelde van de laatste tien jaar. Over de huuropbrengst van landerijen werd ná aftrek van dijk- en polderlasten de 100 e en 200e penning geheven. Vanwege de uniformiteit van het belastingstelsel was het onder andere noodzakelijk dat de bestaande perceelskaarten en –informatie opnieuw werd geïnventariseerd. In januari 1807 werd het startsein gegeven voor de grootschalige exercitie om van elk Nederlands perceel de oppervlakte op te meten en de belastbare waarde te registeren. Onder aanvoering van minister Gogel werd het werk voortvarend opgepakt maar interne moeilijkheden en discussie gooiden roet in het eten. De Franse hoofdambtenaren waren ontevreden over het niet toepassen van triangulatie (driehoeksmeting) en bekritiseerden de gebruikte schaal. In 1811 veegden zij de vruchten van vier jaar arbeid van tafel.
Eind 1811 ving het werk van de landmeters opnieuw aan, ditmaal volgens Franse voorschriften. Het accent kwam sterker te liggen op de perceelsgewijze opmeting van de grond. Maar ook nu ging de klus niet zonder slag of stoot. Bestaande gebruiken en technieken bleken hardnekkig: in 1813 werden de metingen wederom afgekeurd en moest het karwei weer van voren af aan beginnen. De vertraging vond zijn oorzaak onder meer in Nederlandse weerwil tegen het onder Lodewijk Napoleon ingevoerde metrieke stelsel. Koning Willem I zag zich eind 1820 genoodzaakt het gebruik van de nieuwe maat bij koninklijk besluit te verordonneren. Het zou desondanks nog geruime tijd duren totdat de gehechtheid aan de voormalige landmaten begon te slijten.
Bijna twintig jaar waren verstreken toen rond 1830 eindelijk van alle landerijen de oppervlakte was opgemeten en de eigenaar, grondaard, grondkwaliteit en belastbare waarde was geregistreerd. De eigendommen werden tezamen met huizen, erven, wegen en wateren ingetekend op kadastrale minuutplans en voorzien van een nummer (binnen een sectie). De kadastrale percelen werden na terinzagelegging vastgelegd in Oorspronkelijke Aanwijzende Tafels (OAT’s). De hierin opgenomen informatie mocht daarna niet meer wijzigen, zodat er altijd kon worden teruggevallen op één ijkpunt in het verleden. Naast de OAT’s stelde men zogenaamde perceelsgewijze leggers op waarin alle bezit van een eigenaar stond opgesomd en mutaties werden bijgehouden. In 1832 was langgekoesterde wens van een openbaar en uniform register voor onroerend goed eindelijk een feit
richard ambagtsheer - 12 jan 2019 - 13:40
Cor Kooter - 12 jan 2019 - 17:52
Om reacties (en nieuwe onderwerpen) te plaatsen op het Stamboom Forum dient u eerst in te loggen! Nog geen lid? Registratie is gratis en snel!
Bedankt, uw melding is verstuurd aan de moderators.