Geen paniek, het is een chirurgijn:
Woordenboek Nederlandse Taal:
znw. m. Ontleend aan lat. frater, broeder.
+1. Lid van eene geestelijke orde.
↪a. Vroeger in toepassing op alle leden van bepaalde orden, inzonderheid van de Dominicaner, Franciscaner en Augustijner orde.
Tclooster ten Fraters, daer men die scholieren dlatijn leert, (van Ste Jeronimus oorden), V. VAERNEWIJCK, Ber. T. 1, 175 [1566].
Dat die ghues te hertoghenbossche hadden uut doen ghaen de Jacopijnen, Fremenueren ende de fraters, 2, 10.
b. Thans gewoonlijk in toepassing op die leden eener orde, die de priesterwijding nog niet ontvangen hebben of die zich niet op eene wijding voorbereiden.
↪2. Vroeger in den zin van ziekenverpleger, broeder; in het leger als titel van den onderchirurgijn.
Mvg