In onderstaande acte mis ik heel wat woorden, waardoor de juiste betekenis van het verhaal me ook ontgaat. Ik heb het vermoeden dat het gaat over textiel uit een boedelscheiding met gouden versieringen. Maar, ik kan het ook helemaal mis hebben.

WFA: Toegang 0003; Inv. Nr. 5283; Oud-rechterlijke en weeskamer archieven; Medemblik; Getuigenverklaringen, 1626-1637; Scan 37/245; 02-10-1637 Getuigenverklaring door Griet Barts.

https://hdl.handle.net/21.12114/DD975E0824FA4BC88284305E7EC34A04
Scan 37:

Compareerde voor de ondergeschreven Schepenen deeser steede Me-
denblick Griet Barts, huijsvrouwe Jan Verghins, oudt XXIX jaren,
poortresse deeser steede, rechtelijcken verdaegt zijnde omme den
waerheijt getuijchenisse te geven ter instantie en[de] versoucke van
Maertgen Nanningcsz., wed[uw]e wijlen Cornelis Tamen Fortuijnzoon
meede poortresse en[de] heeft getuijghe verclaert en[de] geact. . .eert
voor oprechte waerheijt sulcx doende midsz. deesen dat lange
jaren geleden, wesende zij getuijge doenmaels een jonck meijsken,
zij present was dat d' cl. . . van Jonge Trijn Jansz.
. .  wel worden en[de] oversulcx haer noch wel kennelijcken te
zijn dat Marij Gerritsz. . . . deelinghe toegebracht
worde een swart laeckens bouwentijn met gouwen hacken
crampien daer over zij getuijghe doenmaels verstont en[de]
haer . . . dat haer . . . bont. . . niet . . .
w. . . mochte alsoo zij daer groote . . .heijt toe hadde
en. genoot zij daer tegen een . . . rockgen, een schortgen,
twee groff. . . ijnen lijffg. . . verclaert meede dat
nu omtrent twee jaren geleeden de voorn[oemde] Marije
Gerrits 'tgene getuijgens huijse geweest . . . met haer
werck en[de] onder andre proposten geraeckten te spreecken
van 't voors[chreven] bouwentijn en[de] van de gouwen crampien
en[de] dat doemaels de voorn[oemde] Marije Gerrits tegens haer
getuijghe zeijde dat die crampen hebbe ick

nu noch in het nieuw. Besluijtende deeser haere verclae. . .
act. . . 'tgeen 't voors[chreven] te wesen zijn oprecht ende
waer. Actum den IJ^en octobris 1627 voor den e[erzame] Willem
Cornelisz. en[de] Willem Jansen van Sassen, Schepenen.

Michaël

Aangevuld en verbetered (op één woord na).

Compareerde voor den ondergeschreven schepenen deeser steede Me-
denblick Griet Barts, huijsvrouwe Jan Verghins, oudt XXIX jaren,
poorteresse deeser steede, rechtelijcken verdaecht zijnde omme der
waerheijt getuijchenisse te geven ter instantie ende versoucke van
Maertgen Nanninghs, weduwe wijlen Cornelis Janssen Fortuijnsoon, haren
neeve, poorteresse ende heeft getuijght verclaert ende geattesteert
voor oprechte waerheijt sulcx doende midts deesen dat lange
jaren geleden, wesende zij getuijge doenmaels een jonck meijsken,
zij present was dat d' cleederen van Jonge Trijn Jansz.
gedeelt worden ende oversulcx haer noch wel kennelijcken te
zijn dat Marij Gerrits.in dezelve deelinghe toegevoecht
worde een swart laeckens bouwentgen met gouwen haecken
ende campien daer over zij getuijghe doenmaels verstoort ende
zeer t'onvreden was dat haer t'zelve bouwengen toe hadde
ende genoot zij daer tegen een oude sitgen rockgen, een schortgen,
twee groffgreynen lijffgens, verclaert meede dat
nu omtrent twee jaren geleeden de voorn. Marije
Gerrits t'haere getuijgens huijse geweest heeft, met haer
werck ende onder andre proposten geraeckten te spreecken
van 't voorsz. bouwentgen ende van de gouwen crampen
ende dat doemaels de voorn. Marije Gerrits tegens haer
getuijghe zeijde, jae die crampen hebbe ick /
nu noch in het nieuw. Besluijtende deese haere verclaeringe
act. . . t'gunt voorsz. is alsoo te zijn oprecht ende
waer. Actum den 2en octobris 1627 voor den E. Willem
Cornelissen ende Willem Jansen van Sassen, schepenen.

Dankjewel Geert,

Je lijkt in je transcriptie een stukje vergeten te zijn. Jouw tekst:
"ende campien daer over zij getuijghe doenmaels verstoort ende
zeer t'onvreden was dat haer t'zelve bouwengen toe hadde
ende genoot zij daer tegen een oude sitgen rockgen, een schortgen,
twee groffgreynen lijffgens, verclaert meede dat"

mijn tekst:
"en[de] campien daer over zij getuijghe doenmaels verstoort en[de]
zeer t'onvreeden was, dat haer 'tzelve bouwentgen niet ge-
weesen mochte, alsoo zij daer groote . . .heijt toe hadde
en[de] genoot zij daer tegen een oude sitgen rockgen, een schortgen,
twee groffgreijnen lijffgens, verclaert meede dat"

Kun je daar nog meer helpen?

Het woord bijna aan het einde van de akte dat jij ook niet kon lezen, zou dat met acti, of actu kunnen beginnen en een bijvoegelijk naamwoord kunnen zijn dat op de verclaeringe slaat?

Michaël

ik lees: groote sinneliecheyt toe hadde

Aan het einde, misschien 'activeren'?

Ik heb van de laatste zin dit gemaakt, maar daar zit een grote gok bij met betrekking tot het eind van de eerste regel:

Besluijtende deeser haere verclae[ringe te]
activeren 'tgun 't voors[chreven] is alsoo te zijn oprecht ende
waer.

Michaël